Onlosmakelijk verbonden met de Inca's was Cusco ruim twee eeuwen de hoofdstad van het Incarijk. Volgens de legende was het de eerste Inca-vorst Manco Cápac die in de 13e eeuw Cusco stichtte. Met een gouden staf werden Manco Cápa en zijn zus (de kinderen van de Zon en de Maan) erop uitgestuurd om een geschikte plek te vinden voor hun koninkrijk. Verdween de staf geheel in de grond dan was dat een goddelijk teken voor het vestigen van de Inca-hoofdstad. En zo werd Cusco dus de hoofdstad. Maar het was de heerser Pachacútec die nog het meest zijn stempel op Cusco zou drukken. De negende Inca (1438-1471) maakte van Cusco het kloppend hart van het zeer uitgestrekte Inca-imperium dat toen zijn gouden eeuw doormaakte. Hij bouwde de stad in de vorm van een poema, een heilig dier voor de Inca's. Het hoofd werd gevormd door Sacsayhuamán, een voormalig citadel en ritueel centrum en inmiddels een toeristische plek. Het lijf, het middengedeelte waar veel koninklijke paleizen stonden, werd gevormd door Cusco. Tenslotte was er nog het staartgedeelte waar de edelen woonden. In Cusco zijn bijna geen Inca-gebouwen gewaard gebleven, maar gelukkig is de Inca-bouwstijl nog wel terug te vinden in de bewaard gebleven Inca-muren.
Toen de Spanjaarden het continent bereikte, liep het Inca-rijk helemaal door van Ecuador tot het zuiden van Chili. Dit eindigde allemaal met de inname van Cusco in 1533. Veel Inca-gebouwen werden met de grond gelijk maakt. De Spaanse gebouwen werden met de restanten gebouwd, vaak letterlijk op de fundamenten van de Inca-gebouwen. Zo werd de kathedraal gebouwd op het paleis van de achtste Inca-vorst, Viracocha. De noeste arbeid voor de kerk die in totaal 100 jaar in beslag zou nemen, lieten de Spanjaarden verrichten door de inheemse bevolking. Zij bouwden met granieten blokken zoals ze dat altijd al gewend waren. Het Santo Domingo kerk- en kloostercomplex op zijn beurt werd gebouwd op de ooit de belangrijkste Zonnetempel van het gehele Inca-rijk: Coricancha. Na de komst van de Spanjaarden ontstond ook de vermaarde Cusco-school, een mix van Spaanse en inheemse Andes-cultuur. Zo leerden Inca's en mestizo's te schilderen volgens Europese tradities. Dat leverde een unieke mix op van Europese schilderkunst en inheems vakmanschap. Een beroemde inheemse schilder uit de vermaarde Cusco-school is Marcos Zapata. Zijn bekendste werk 'Het laatste Avondmaal' kun je in de kathedraal van Cusco met eigen ogen bekijken. Op dit doek geen brood en wijn maar typische Andesgerechten als cavia en maisbier. Laat in Cusco evenmin de typische Andesgerechten aan je voorbij gaan. Is cavia je echt te gortig? Ga dan voor andere bekende gerechten als adobo (gekruid varkensvlees) of locros (een hutspot van vlees en groenten).
Omgeven door restaurants, bars, discotheken, juweliers, reisorganisaties en oude Spaanse bouwwerken is Plaza de Armas het onbetwiste toeristisch hart van het hedendaagse moderne Cusco. Tegelijkertijd stikt het er ook van de schoenpoetsers en straatventers die van alles en nog wat verkopen, variërend van ponchos tot Inca-massages. Daarnaast zorgen inheemse groepen met hun markten ook voor veel bedrijvigheid. Ondanks de toeristenstromen, de vasthoudende toeristenjagers en de Amerikaanse fastfood ketens is de inheemse Andes-sfeer sfeer gelukkig nog volop aanwezig. Wat Plaza de Armas extra bijzonder maakt is haar Andes setting met op de achtergrond de zo karakteristieke bruine Andes-bergen. In de Inca-tijd was het huidige Plaza de Armas Huacaypata geheten. Het Plein van de Strijder werd toen gebruikt voor ceremoniën en het zonnefeest Inti Raymi. Ook in de Spaanse periode speelden grote historische gebeurtenissen zich hier af. Zo werd in 1781 Túpac Amaru II (de leider van een grote inheemse opstand) terecht gesteld op het plein. Het grootse plein vormt ook het hoofdpodium voor de belangrijkste feesten van de stad waaronder Corpus Christi, Semana Santa en het inheemse Inti Raymi.
Ook rondom Cusco zijn de Inca-voetstappen volop zichtbaar. Net buiten Cusco bevindt zich namelijk de Heilige Vallei. Gevormd door de Urubamba-rivier omvat de vallei een verscheidenheid aan archeologische overblijfselen en Inca-plaatsen. Op maar een paar kilometer ten noorden van Cusco staat het Inca-fort Sacayhuamán ('doorvoede valk' in het Quechua). Toen de Spanjaarden arriveerden, konden zij maar moeilijk geloven dat de Inca's zo'n imposant bouwwerk van reusachtige stenen konden maken. En dat ook nog eens zonder het gebruik van cement en in tegenstelling tot de Spaanse gebouwen bestand tegen alle aardbevingen. Met zijn drie rijen hoge, zigzaggende muren, terrassen en torens vormen de ruïnes nog steeds een machtig bolwerk. Op 33 kilometer van Cusco vinden we een ander hoogtepunt in de Heilige Vallei: Písac. Het dorp geniet bekendheid vanwege het grote ruïne-complex van religieuze en militaire gebouwen en haar wekelijkse markt waar ook de nodige toeristen op afkomen.
Met afstand de bekendste Inca-trekpleister in de Heilige Vallei is natuurlijk Machu Picchu. Met de internationale ontdekking van Machu Picchu begin 20e eeuw werd Cusco opnieuw op de kaart gezet. Met een prachtige treinrit dwars door Inca-gebied sta je vanuit Cusco in drie uur in Aguas Calientes. Het toeristendorp ligt het dichtst bij Machu Picchu en is zo uitgegroeid tot de uitvalsbasis voor een uitgebreid bezoek aan het wereldwonder. Dat kan met de bus of wandelend vanuit het plaatsje. Linksom of rechtsom, het is een absolute aanrader om 's ochtendsvroeg de zon zien op te komen in Machu Picchu. Een geliefd alternatief voor het bezoeken van Machi-Picchu is het lopen van de meerdaagse Inca-trail. Boek deze wel ruim van tevoren, want de beschikbare plekken gaan als warme broodjes over de toonbank.