Jaén kent een beneden- en bovenstad. Het stadsaangezicht van Jaén wordt gedomineerd door de kathedraal. Een in het oog springend groot renaissancegebouw die zich nog net in de benedenstad bevindt. Als je verder opwaarts gaat, via een smal zijstraatje aan het kathedraalsplein langs het toeristenbureau, dan kom je van zelf uit bij de bovenstad. Hier vind je Palacio de Villadompardo. Een gebouw dat niet alleen twee musea huisvest maar ook toegang geeft tot een 11e eeuws Arabisch badhuis. Naar verluid zelfs het grootste Arabische badcomplex in Spanje. De fraaie hoefijzerbogen, de stervormige dakvensters en de best enge doorzichtige vloeren die uitkijken op opgravingen zijn allemaal redenen voor een bezoek. Vergeet als afsluiting niet om een kijkje te nemen op het dakterras dat prachtig uitkijkt op de ruige omgeving van Jaén. Als je weer buiten staat, dan liggen er in de richting van de kathedraal verschillende tapasbars op de route. Daar is het aangenaam kennis maken met Jaéns tapas- en olijfoliecultuur.
Verplichte kost om te bezoeken in de provincie Jaén zijn de tweelingsteden Úbeda en Baeza. Met hun fijne renaissancearchitectuur zonder Moorse bouwwerken zoals gebruikelijk in Andalusië onderscheiden deze twee steden zich nadrukkelijk. Verder zijn het twee culinaire steden. Met name Úbeda imponeert qua sfeer en restaurantaanbod. In de provincie Jaén bevinden zich ook nog verschillende natuurgebieden van formaat. Daartoe behoort Spanjes grootste reservaat: Parque Natural de las Sierras de Cazorla, Segura y las Villas. Dit park, inderdaad een hele mond vol, is zeer geschikt om met de auto te verkennen. Stop in ieder geval bij de bron waar de bekende Guadalquivir-rivier (helemaal doorlopend tot Sevilla) ontspruit. Ook de miradores (er zijn er tientallen) zijn must-sees. Neem ook een kijkje bij de enorme waterdam bij de brug waar grote vissen je al liggen op te wachten.